Mijn dagboek

Dagboek van mijn eerste rondreis door India in 1994

Sheraton Hotel Frankfurt

Sheraton Hotel Frankfurt

26 Juni 1994

10.45 uur
Nou, daar ga ik dan voor de eerste keer naar India. Met elf onbekende mensen de lucht in via Frankfurt naar Delhi. In het eerste vliegtuig krijgen we een klef Duits croissantje met kleffe kaas. De koffie is goed. De vlucht zal kort duren. Eerst in Frankfurt nog een aantal uren wachten. En dan … op naar India.
Ik heb net gehoord dat de vorige groep door de hittegolf (50 graden) volledig uitgedroogd was. Er moesten dokters aan te paskomen.
Voor we weer gaan landen worden we door de Lufthansa nog verblijd met twee World-Cup chocolade voetballetjes. Eén wit en één bruin.

16.30 uur
Al enigszins uitgeteld lig ik op bed in een suite van het Sheraton Hotel in Frankfurt. Air India was te laat aangekomen, de crew moet nog slapen, dus vertrekken we pas morgenochtend om zeven uur richting Delhi.
Lekker in bad geweest. Ik wacht nu op het avondeten en dan vroeg naar bed.

Air India

Air India

27 Juni 1994

8.00 uur
Na een dag vertraging toch nog de lucht in, na een ontbijt van koffie met appelgebak om 5 uur ‘s morgens. De namen van m’n medereizigers ken ik nu: Frans/Jan/Erica, Corné, Toos en Aafke, Christa en Jaap, Johan en Jozefien, en Wilma. We zullen ongeveer 7 1/2 uur vliegen en komen tegen de avond in Delhi aan. Als alles goed gaat.

13.00 uur
Foei, foei, foei. Het vliegen duurt wel erg lang. Nog ongeveer twee en een half uur. We zitten denk ik boven Iran. Vanuit het raampje kun je een bergachtig landschap zien. We krijgen zo meteen een lunch. Ik neem kipcurry. Dat zal niet de laatste keer zijn voorlopig.

00.15 uur
Het Imperial Hotel in Delhi: groot en luxueus. Ik heb net heerlijke macaroni gegeten, een fles water gekocht en ben mij aan het voorbereiden op een warme, korte nacht. De kamer is tot in alle hoeken en gaten volgespoten met een anti-muggenspray. Een hagedisje kruipt ook rond.
We hebben nog nauwelijks iets van India gezien. Het was door het tijdsverschil al donker toen we aankwamen.
Morgenochtend gaan we met de Pink City Express naar Jaipur, de roze stad.
Opstaan om vier uur!

Bissau Palace Jaipur

Bissau Palace Jaipur

28 juni 1994

7.15 uur
We zijn een uur onderweg richting Jaipur. Het is behelpen in de trein. Boven op m’n reistas is het nog een beetje te doen met m’n benen, alleen heb ik nu nog nauwelijks uitzicht. Zowel de houten bankjes als de ramen zijn laag. Tot nu toe voornamelijk poepende mannen gezien, die uit de krottenwijken van Delhi ontwaken en de treinrails als openbaar toilet gebruiken.

12.00 uur
De hele treinreis was echt uitzitten. Na de poepende mensenmassa urenlang een mooi landschap met bomen, huizen, dorpjes en kleurrijke mensen. Eindelijk om een uur of twaalf in Jaipur aangekomen. Met de bus naar een prachtig Maharadjapaleis dat nu als hotel dienst doet. Ik slaap met Frans en Corné in prachtige ruimtes met antieke hemelbedden. Ik voel me afgepeigerd door de lange reis, het tijdsverschil, en ik snak naar een bed. Ik heb dan ook van één tot vijf geslapen om even bij te komen. Terwijl we nog steeds nauwelijks iets van India gezien hebben.

17.00 uur
Om vijf uur de stad in. Lekker alleen, zomaar rechtuit lopen en zien waar ik uitkom. Af en toe links, dan weer rechts. Je weet niet wat je ziet. Overal mensen, koeien, geiten, dromedarissen, winkeltjes, stalletjes, scooters en riksja’s. En alles geurt heel onbekend. Na een uurtje heb ik het wel even gezien en neem een riksja terug naar het hotel waar we om zeven uur hebben afgesproken om te gaan eten. Via een enorme omweg kom ik toch nog keurig op tijd aan. We hebben heerlijk gegeten van een tafel vol verschillende indiase gerechten. Vegetarisch, want vlees eten in India is niet verstandig.

21.00 uur
Op de terugweg samen met Wilma een fietsriksja gedeeld. Je hebt nauwelijks houvast in zo’n ding met z’n tweeën. We hopen maar dat het goed komt. Tweemaal vliegt de ketting er af en de laatste paar honderd meter besluiten we maar te lopen. Nog even wat fruit gekocht, rustig in het hotel gezeten en dan naar bed.
Morgen zien we wel verder.

Raj Mandir Jaipur

Raj Mandir Jaipur

29 juni 1994

10.00 uur
Ik werd pas om tien uur wakker vanochtend. Frans zou om zes uur gaan bergbe­klimmen (!) en Corné was ook al weg. Vandaag eerst naar een bank om te kijken of ik geld kan krijgen met m’n creditcard. Dat kan alleen bij de Anddrabank. Met een riksja er naar toe. Ik wordt bij een willekeurige bank afgezet. Geen geld. De riksjarijder brengt me al zwetend naar een volgende bank. Weer de verkeerde. Hij doet maar wat, geloof ik. Na in de bank nagevraagd te hebben blijkt de Anddra­bank gelukkig maar honderd meter verderop te liggen. Ik kom binnen en mag achter de balie tussen alle bureaus plaatsnemen. Ik pak m’n fles water en wil me installeren, omdat ik verwacht dat het wel lang zal gaan duren. Zowaar, ik sta na tien minuten alweer buiten met het geld. Ik heb nu natuurlijk veel te veel gewisseld, maar dat zie ik wel verder.

De riksjarijder heeft op mij gewacht en brengt me nu naar het City Palace. Een groot, enigszins bouwvallig maharadja paleis, daarna naar de Hawa Mahal, het paleis der winden. Hier heb je een heel mooi uitzicht over Jaipur.
Terug naar het hotel om even te douchen en de kamersleutel terug te brengen, die ik vergeten ben af te geven bij de receptie. Nu kunnen de beide anderen de kamer niet in. Corné is er al en doet z’n best om aardig te blijven. Moet ook wel vanwege de hitte. In de loop van de reis zullen er vast nog wel irritaties ontstaan. We zien wel.

14.00 uur
Wandelend de stad ingegaan, zomaar in het wilde weg. Terug met een riksja. Ik verwacht een dikke regenbui, maar die breekt nog steeds niet door. Lekker een kopje thee, banaan en papaja in het hotel gedronken en gegeten.

17.30
We zouden met de groep naar de bioscoop, de mooiste van India, wie er zin in had. Er kwam niemand opdagen. Ik stond voor de verkeerde bioscoop, zo bleek later. Wel, ik kreeg veel aandacht van allerhande Indiase jongens. Ik kreeg nootjes aangeboden en een beedie. Toen de voorstelling die nog aan de gang was afgelopen was stroomde de bioscoop leeg en stonden er eerst tien, toen twintig en op een gegeven moment wel vijftig jongens om me heen te kijken naar die vreemde, witte Europeaan, die daar op een stoepje zat en water uit een fles dronk. Een klein gevecht brak uit in de dringende massa.

Door een vijftal jongens werd ik naar de kassa begeleid om een kaartje te kopen. De bioscoop was vrijwel leeg. Na zo’n drie kwartier had ik het ook wel bekeken. De Indiase films hebben veel muziek en dans, maar verder is er niets van te begrijpen.

Op zoek naar een restaurant. Lekker gegeten en half lopend, half met een riksja weer terug naar het hotel. Nog een witte blouse met bijpassende broek gekocht, een zak met nootjes en overheerlijke mango’s.
Douchen, kleren wassen en naar bed. Morgen gaan we, als ik op tijd wakker wordt tenminste, naar het Amber paleis.

Bharatpur vogelreservaat

Bharatpur vogelreservaat

1 juli 1994 

7.00 uur
Het is ongeveer vijf uur rijden naar Agra. Onderweg stoppen we bij een vogeltjes­park. Het blijkt een natuurreservaat te zijn. Met een riksja rijden we allemaal in optocht via een kilometers lange weg recht het reservaat in. Links en rechts worden we af en toe gewezen op een vogeltje. Aan het eind van de lange, rechte weg is een grote ooievaarskolonie. In de verte lopen een paar antilopen. Dezelfde weg rijden we weer terug. Echt bijzonder vond ik het niet.

De volgende tussenstop is Fatehpur/Sikri, een oude verlaten stad. Het eerste gedeelte is indrukwekkend groot, maar ook leeg en doods. Ik ben er snel op uitgekeken. Ik heb geen behoefte aan een gids, maar begin het gênant te vinden om ze voortdurend te negeren. Ik ga uiteindelijk door de knieën voor een jong ventje (met z’n grote neef voortdurend op de achtergrond aanwezig). Tot nu toe de eerste die tevreden is wanneer ik met hem afreken. Ik geef hem ook nog een halflege pen cadeau. Hij vraagt nog om een Nederlandse gulden en ik ben in een stemming, door moeheid en hoofdpijn, dat ik hem alles wel wil geven. De gulden zit echter ver weg in m’n bagage in de kofferbak van de bus. Hij loopt me toch achterna als ik al afscheid genomen heb en in de bus een hoofdpijntabletje slik.

Ik ben ook nog chagrijnig omdat m’n fotorolletje vastgelopen is in de camera en ik een aantal foto’s verknoeid heb. Ik vraag Jan om een gulden en ik krijg een 2-mark stuk. Ook goed, maar de jongen is inmiddels weer vertrokken.
Iedereen komt aan de busraampjes bedelen of probeert prullen te verkopen. Je wordt er half gek van. Een jongen vraagt hoeveel roepies een gulden is. Even later komt hij enthousiast terug met een echte Hollandse gulden. Op het laatste moment geef ik hem, beroerd door de hele situatie, er wat roepies voor. Veel te weinig besef ik later.

Tijdens het laatste stukje naar Agra komen we een enorme kudde gieren in een weiland en ook midden op de weg tegen. Foto-pauze.

17.00 uur
Na het prachtige hotel in Jaipur valt het keurig nette hotel in Agra vies tegen. Het is een bacterie-vrije tweepersoonskamer waar een derde bed bij ingeschoven wordt. Ons protest heeft geen zin. We hebben gekozen voor het delen van een kamer met 1 of 2 anderen, zegt Tessel de groepsleidster, en ze heeft ook wel gelijk. Weg privacy.

19.30
Ik neem een riksja naar het Zorba the Buddha restaurant. Helaas is het deze zomer dicht. Ik laat me naar een ander restaurant brengen. Het is helemaal leeg en ik wil eigenlijk weggaan, maar na aandringen besluit ik toch te blijven. Het eten smaakt prima en of ik last zal krijgen zal wel blijken.
Om negen uur terug naar het hotel met de afspraak om morgen de hele dag de riksja te huren en alles te gaan bekijken.
Alleen nog onderhandelen over de prijs.

Khajuraho

Khajuraho

4 juli 1994 

17.00 uur
Na aankomst in het hotel te Khajuraho ga ik na een lekkere douche het dorp in. Na twee dagen mij in Agra door Bishè te hebben laten rondrijden, besluit ik nu om geen gebruik te maken van aangeboden diensten. Ik wil wandelen. Bij de poort wimpel ik een aantal wachtende riksja-rijders af. Lekker te voet verder.

‘Hello” links, ‘hello’ rechts, ik loop. Een Indiase jongen loopt met mij op. Hij begint te praten en van alles uit te leggen. Ik probeer rechtdoor te lopen, wijk geen meter naar links of naar rechts, als hij mij iets wil aanwijzen of af wil slaan. ‘Where do you go?’. ‘That way!’, vooruitwijzend en ik loop stug door.. Helaas, de moesson breekt door en we lopen naar een klein, houten kraampje om te schuilen. Er zit een oud vrouwtje met een jongetje en mij wordt chai en een beedie aangeboden. Het regent, het is warm, ik ben moe van de reis en ik voel me een prins met een kopje thee in dat houten hutje. Ik kan wel uren zo blijven zitten.

De regen stopt weer na een kwartiertje of zo en we wandelen terug. Sakil, zo heet hij, wil me z’n shop laten zien. ‘Why not?’, denk ik. Hij heeft een shop bij restaurant Temple View. Een restaurant wat totaal niet loopt door het slechte eten en de bediening, zo vertelt hij mij later eerlijk. Eerst maar een pilsje drinken. Dat valt goed na zo’n lange busrit. Nog maar een. Plotseling is er een stroomstoornis. Há, ik heb een zaklantaarn, denk ik en ik maak licht. Allerlei dikke torren landen plotsklaps op m’n witte India-shirt en kruipen er lekker onder. Jeuk, jeuk, overal jeuk. Elektriciteit verlost mij uit m’n lijden.

Het lijkt mij verstandig om ook wat te eten. Sakil laat een jongetje wat halen. De pikorde is duidelijk. Ik wordt op m’n wenken bediend. Eerst worden er wat gefrituurde dingetjes geserveerd. Ik ontdek een dooie duizendpoot in een stukje gebakken aardappel. Door bier en moeheid overmand beginnen de gefrituurde groene pepertjes op gebakken salamandertjes te lijken. Ik krijg geen hap meer door mijn keel. Er volgt een vegetarische schotel. Ik deel met Sakil, die gulzig een kommetje leegschrokt. Hij heeft waarschijnlijk de hele dag nog niet gegeten. Na twee happen laat ik de kleffe hap staan. Na een derde pilsje besluit ik naar het hotel terug te gaan. Sakil loopt met mij op tot de ingang.

Bij het hotel gekomen ga ik naar binnen en loop enigszins wankel naar m’n bed. De volgende ochtend krijg ik van Frans en Corné te horen dat ik vreselijk gesnurkt heb. Dat zal ook wel.

Varanasi

Varanasi

6 juli 1994 

5.30 uur
Om half zes ‘s morgens vertrekken we met de bus richting Varanasi. Een prachtige doch vermoeiende rit over slechte Indiase wegen. Aan het eind van de middag komen we aan. De hal van het hotel is mooi, de kamers zijn minder en geen bad deze keer.

Varanasi is echt een stad. Een stad van de dood. Lijkverbrandingen en rituele wassingen vinden plaats bij de ghats aan de oever van de Ganges.
Na een douche ga ik gelijk de stad in. Een drukte van belang! Vreselijk veel riksja’s hier, ze rijden af en aan. Ik loop maar wat en kom bij toeval bij de Main Ghat uit. Dit is de belangrijkste ghat, de plek waar hindoes ritueel baden. Door de moesson staat het water vrij hoog en zijn de ghats half onder water. Toch een hele indruk. Ik loop verder door de nauwe steegjes. Je waant je in de middeleeuwen. Het is half tien, dus al donker. Als ik een rat zie lopen en mij bedenk dat ook hier ieder moment de stroom uit kan vallen maak ik rechtsomkeert. Ik heb m’n zaklantaarn niet bij me en ik moet er niet aan denken dat ik hier in het pikkedonker moet lopen zoeken naar de uitgang.

Sarnath

Sarnath

8 juli 1994

Vandaag gaan we met de groep naar Sarnath, de plek waar Boeddha voor het eerst gepredikt heeft. Nu staan er zowel ruïnes van oude tempels als nieuwere. De groep volgt de gids, maar omdat ik eigenlijk meer meegegaan ben om even uit de drukte van Varanasi te zijn, laat ik de groep inclusief gids al snel links liggen. Al verkopers en bedelende kinderen negerend kom ik bij een kraampje terecht, waar ik op een bankje een cola en een chai bestel. Niets bijzonders vandaag, gewoon even rust.

19.00 uur
Ik bereid me enigszins psychisch voor op de busrit naar Nepal. Vanavond om half elf vertrekken we en rijden de hele nacht en dag door. Het lijkt me een verschrikking. Ik maak nog een laatste wandelingetje, voorlopig, door India.